De Vechtplassencommissie zet zich in voor het behoeden en versterken van de culturele, landschappelijke en natuurwaarden van de Vechtstreek door ruimtelijke ontwikkelingen kritisch te volgen en door kennis over de Vechtstreek te verdiepen en te verspreiden.
In 2015 heeft de voormalig stadsarchivaris van Weesp, Ida Kemperman-Wilke, de inventarisatie van het archief van de Vechtplassencommissie (vanaf de oprichting in 1936) afgerond, een prestatie van groot formaat.
Het archief in inmiddels ondergebracht bij het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen in Breukelen en is aldaar te raadplegen.
Ida Kemperman schreef ter gelegenheid van deze inventarisatie de onderstaande inleiding die een mooi beeld schetst van de werkzaamheden tot 2012.
Oprichting en doelstelling De Commissie voor de Vecht en het Oostelijk en Westelijk Plassengebied, volgens oud-voorzitter Ton Stork de Commissie met de lange naam, wordt kortweg ook wel de Vechtplassencommissie genoemd.
Volgens het jaarverslag 1987-1989 ligt de oorsprong van de Vechtplassencommissie bij een vergadering die op 11 februari 1928 in Utrecht werd gehouden op initiatief van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Deze vergadering werd belegd uit bezorgdheid over de plannen om de Loenderveense Plas door vuilstort te dempen. Tijdens de vergadering sprak dr. Jac P. Thijsse de wens uit dat de bijeenkomst er toe zou leiden dat de Loosdrechtse Plassen en alle water tussen Tienhoven en Ankeveen zouden worden behouden. Al snel hierna schijnt een Commissie te zijn opgericht, secretaris werd dr. Willem C. de Leeuw. Een andere versie van het verhaal van de oprichting wordt vermeld in het jaarverslag 1985-1987 waarin bestuurslid J. Daams aanhaalt dat de Commissie is voortgekomen uit een jaarvergadering die in 1936 door het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake werd gehouden. Op die vergadering werd gesproken over zaken die de Vechtstreek bedreigden: toename van de woningbouw, dreigende droogmaking van de plassen, zandwinning in het plassengebied. De officiële oprichtingsakte uit 1940 (zie hiervoor de inventaris) geeft de oprichtingsdatum 14 november 1936. Die dag is een commissie gevormd bestaande uit de burgemeester van Abcoude-Baambrugge/ Abcoude-Proosdij en vertegenwoordigers van diverse organisaties: de Bond Heemschut, de provinciale Utrechtsche Welstandscommissie, de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst, de Bond van Nederlandsche Architecten, de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland, de Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer en tot behoud van natuurschoon De Vechtstreek, het oudheidkundig genootschap Niftarlake, het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw en de Koninklijken Nederlandschen Toeristenbond A.N.W.B.. Doel van de Commissie :
Den natuurlijken en cultureelen rijkdom en de schoonheid van de Vecht en de plassen te behouden, te bevorderen en te behartigen.
In 1940 is volgens deze oprichtingsakte door de Commissie 10 gulden uit haar kas gehaald om het bestaan van de Commissie notarieel vast te leggen. In de acte wordt de doelstelling uit 1936 aangehaald en wordt ook de werkwijze en het werkgebied genoteerd:
De commissie probeert dit doel te bereiken door het in studie nemen van zich voordoende problemen en het uitlokken en bevorderen van alle maatregelen welke aan een voor het doel gunstige oplossing dier problemen ten goede kunnen komen. Daartoe wordt op een vergadering der Commissie een werkcomite gevormd bestuurd door dezelfde personen als de commissie. Het werkgebied betreft de gemeenten Abcoude-Baambrugge, Abcoude-Proosdij, Achttienhoven, Ankeveen, Breukelen-Wijnrode, Breukelen-Sint Pieters, Kortenhoef, Loenen, Loenersloot, Loosdrecht, Maarssen, Maarsseveen, Muiden, Nederhorst den Berg, Nigtevecht, Ouder-Amstel, Rutiel, Tienhoven, Utrecht, Vinkeveen, Vreeland, Waverveen, Weesp, Weesperkarspel, Westbroek en Zuilen.
In 1940 wordt als eerste voorzitter dr. mr. Jan Willem Verburgt, oud gemeentearchivaris van Leiden genoemd, vicevoorzitter wordt Jan Loeff, scheepsbouwkundig ingenieur, secretaresse / penningmeester mevrouw W.F.Grevenstuk, secretaresse op een assurantiekantoor, en als leden J. Trouw, werkzaam bij de gemeente Amsterdam en Mr. S.P.Baron Bentinck, burgemeester van Abcoude-Baambrugge en Abcoude-Proosdij. De inkomsten van de Commissie zullen bestaan uit contributies van aangesloten verenigingen, giften en schenkingen en subsidies.
Organisatie, werkwijze Naast de Commissievergadering wordt in die begintijd ook gesproken over een Werkcomite waar alle commissieleden lid van zijn. De vergaderingen van de Commissie krijgen in de eerste decennia ook het opschrift Vergadering van het Werkcomité. Rond het jaar 2000 komt er een nieuwe opzet van de organisatie: naast de Commissievergaderingen wordt een nieuw Werkcomité gevormd bestaande uit 19 leden, de Commissieleden aangevuld met speciale Werk comitéleden. Naast de vergaderingen van de Commissie ontstond de Inventarisatievergadering. Hier werd aan de doelstelling gewerkt door inventarisatie van flora en fauna in het Plassengebied en het uitbrengen van publicaties op dit terrein. Ca. 1990 wordt gesproken over het aanleveren van gegevens over de natuurhistorische waarden van het Vechtplassengebied en wordt vermeld dat de veldinventarisatie in het algemeen steeds meer ingebed is geraakt en een vast onderdeel is geworden in het ruimtelijke ordeningsproces, het beheer van grond- en oppervlaktewater, de landschapsecologie en de kwaliteit van bodem en lucht.
De Vechtplassencommissie heeft in de jaren van haar bestaan diverse publicaties op haar naam staan. Wat de cultuur van het gebied betreft was het uitbrengen van het boek Theekoepels en tuinhuizen in de Vechtstreek belangrijk in het behoud van deze monumenten. Na 1945 neemt het aantal overheidsplannen wat betreft de Ruimtelijke Ordening een grote vlucht. In eerste instantie wordt de Commissie om advies gevraagd. Later wordt proactief gereageerd op de diverse Streekplannen en op ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer. Hierbij wordt vanaf de oprichting met allerlei organisaties samengewerkt. De Commissievergaderingen komen van oudsher een maal per maand bijeen. Een maal per jaar is er een Algemene Ledenvergadering.
Tot de Commissie horen bij de start ook de plaatselijke Correspondenten. Vooral in die eerste tijd zijn er zeer actieve correspondenten. Een voorbeeld hiervan is een verslag uit 1945 van de correspondent in Nigtevecht waarbij deze aan de Commissie rapporteert welke oorlogsschade er is ontstaan aan gebouwen in Nigtevecht. In 1969 vraagt de historische vereniging Niftarlake aan de Commissie om medewerking bij de aankoop van panden in Loenen en Loenersloot. Het antwoord maakt duidelijk welk financieel beleid de Commissie voert: men biedt uitsluitend financiële hulp in de vorm van een voorschot op een subsidie, hulp wordt geboden in de vorm van bemiddeling en publiciteit (de term is dan nog propaganda).
Voorzitters van de Commissie vanaf de oprichting: Dr. Mr. J.W.Verburgt, vice voorzitter en voorzitter Ir. J. Loeff 1936-1967; A. Stork 1967-1999; Prof. Dr. L.R. Mur 1999-2011, Mr. M.C. Smit-van Donselaar vanaf 2011.
Het archief De structuur van het archief van de Vechtplassencommissie is in de grond vrij eenvoudig van aard: de ruggengraat wordt enerzijds gevormd door de notulen van de commissievergaderingen en anderzijds door de stukken die door de secretaris worden verzameld ten behoeve van de commissie vergaderingen: de correspondentie – ingekomen brieven/mails van buiten de commissie, kopieën van uitgegane brieven en brieven of notities die de andere commissieleden naar de secretaris sturen om aan de orde te stellen op de commissievergaderingen. Op die manier zijn tussen de correspondentie dus ook stukken te vinden die in aanmerking zouden zijn gekomen voor aparte dossiervorming. Een dergelijke aparte dossiervorming gebeurde echter maar incidenteel en dan nog voornamelijk omdat een van de commissieleden verantwoordelijk is of raakt voor een bepaald dossier. Deze werkwijze is korte tijd onderbroken geweest. Van ca. 1968 tot 1974 bleek de correspondentie in alfabetische rubrieken te zijn opgeborgen, hierna keerde men langzamerhand terug naar het vaste systeem. Deze werkwijze is terug te vinden in het archief. Bij de inventarisatie werd besloten de aangetroffen orde te handhaven, er zijn dus geen nieuwe dossiers gevormd. Voor de onderzoeker is het belangrijk om te weten dat van ieder in de inventaris opgenomen onderwerpsdossier aanvullende informatie te vinden zal zijn in de correspondentie van die tijd. Ook over niet in de inventaris voorkomende onderwerpen kan informatie te vinden zijn in de correspondentie.
Het archief is zeker niet compleet. Zo ontbreken de notulen voor 1953 (mogelijk een notulenboek) en ook daarna ontbreekt af en toe een verslag. Verschillende notulen werden nog tussen de correspondentie gevonden, deze werden wel uit de correspondentie gehaald om de notulenserie te complementeren. Ook de correspondentie bleef in sommige jaren niet compleet bewaard. Hierbij komt dat faxberichten soms onleesbaar zijn geworden. In de jaren na 2000 zijn berichten die per email bij de secretaris arriveerden alle uitgeprint zodat zowel de correspondentie als de notulen nog op papier beschikbaar zijn. Het archief omvat dan ook geen digitale opslagsystemen.
Het archief is niet afgesloten, aanvulling in de toekomst kan worden verwacht. Misschien dat ook ontbrekende stukken nog kunnen worden gevonden ? Vooral het ontbreken van de publicaties die de Vechtplassencommissie uitbracht is opvallend en en is een groot gemis. De omvang van het huidige archief is 2,20 meter. Het archief is in de jaren 80 naar de archiefbewaarplaats in Weesp gebracht, een andere archiefbewaarplaats bestond op dat ogenblik nog niet in de Vechtstreek. Bij de overbrenging werd door de archivaris Ida Kemperman-Wilke de voorwaarde gesteld dat het archief een eerste ordening en inventarisatie zou krijgen door de Commissieleden. Aldus hebben de bestuursleden Daams en Scheltema enkele maanden in de toenmalige kleine studieruimte van het archief gebivakkeerd, maar zij verloren vrij snel hun belangstelling voor het toen onoverzichtelijke commissiearchief (gezellig was het wel). Door tijdgebrek is het archief daarna wel in archiefdozen opgeborgen maar niet verder geïnventariseerd. Het archief werd jaarlijks iets groter doordat de voorzitter, de Weesper architect Ton Stork het nieuwe jaarverslag langs bracht, daar bleef het echter bij. Archivaris Ida Kemperman-Wilke ging in 2010 met pensioen. In 2013 werd met secretaris Cladder afgesproken dat zij alsnog het archief zou inventariseren, nu als vrijwilliger. In vele bakken en dozen kwam het oude archief, aangevuld met latere archiefstukken, bij haar terecht. In 2015, na het inventariseren en het verwijderen van honderden, misschien wel duizend roestende nietjes en paperclips, is het archief en de inventaris overgedragen aan de opvolger van het Gemeentearchief Weesp, het RHC Vecht en Venen. De in bewaargeving zal nog moeten worden geregeld met de Vechtplassencommissie. Uit het archief is, behoudens kladpapier niets vernietigd. Dubbele jaarverslagen worden geretourneerd naar de Commissie.
Aanvullende gegevens Voor de kennis over de begintijd van de Vechtplassencommissie is er waarschijnlijk aanvullende informatie te vinden in andere archieven. Enkele mogelijke vindplaatsen: Archief van de Stichting Het Utrechts Landschap 1927-1993, Het Utrechts Archief (HUA) archiefnr. 373, inventarisnr. 68: Correspondentie van Het Utrechts Landschap met de Commissie voor de Vecht en het Oostelijk en Westelijk Plassengebied Archief van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten 1905-1977, Stadsarchief Amsterdam (SA) toegangsnummer 999, inventarisnr. 2225 Stukken betreffende de gevaren die de polder Botshol bedreigen 1937-1950, en: inventarisnr. 2242 Stukken betreffende de bemoeienis tot het behoud van de Vechtplassen 1935, maar vooral inventarisnr. 2724 Notulen en correspondentie van de Vechtplassen Commissie 1928-1929 Archief van de Stichting Het Noord-Hollands Landschap bij het Noord-Hollands Archief (NHA) archieftoegang 779.
Ida Kemperman-Wilke, Zeist juli 2015.