Kosten buitenplaatsen: wie betaalt mee?

Deze zomer genieten weer heel veel mensen van de buitenplaatsen aan de Vecht. Geen andere gemeente heeft zo veel buitenplaatsen als Stichtse Vecht. Wie fietst op het Zandpad, wandelt op Gunterstein of vaart op de Vecht, komt langs die prachtige buitens. Ze zijn gebouwd om gezien te worden, al heeft een enkele bewoner (Queekhoven) dat nog niet goed begrepen. De eigenaren – meestal particulieren – zijn verplicht om hun monumenten in stand te houden. Dat doen ze goed: de Vechtbuitens liggen er prachtig bij.

Het instandhouden van de Nederlandse buitenplaatsen kost 33 miljoen per jaar, meer dan een ton per buitenplaats. In de Vechtstreek zijn de terreinen niet zo groot, maar ook hier is het onderhoud een dure zaak.

Is dat goed besteed geld? Vorig jaar werd in het rapport Maatschappelijke baten instandhouding van complex historische buitenplaatsen berekend dat de Nederlandse buitenplaatsen jaarlijks meer dan 100 miljoen euro opbrengen. Investeren in deze vorm van erfgoed is dus heel lonend: tegenover 1 euro aan kosten staat ongeveer 3,5 euro aan baten.

Ongeveer de helft van die hoge baten is de waarde van het plezier van de recreanten en een kwart het extra woongenoot van wie in de buurt woont. De rest komt als winst terecht bij plaatselijke ondernemers (horeca, botenverhuur, B&B) en via de toeristenbelasting bij de gemeenten. De baten komen dus niet terecht bij wie de kosten dragen: recreanten betalen geen toegangskaartje.

De gemeente Stichtse Vecht wil het ‘kwaliteitstoerisme’ aanmoedigen: geen grote partyschepen of toeristenbussen langs de Vecht. Toch zal de toegenomen recreatiedruk problemen geven: lawaaioverlast, schade aan de beschoeiingen en afval van de recreanten. Die problemen zijn wel op te lossen. Lastiger is het om de eigenaren enigszins te compenseren voor de kosten die zij maken om het erfgoed in stand te houden. Dat zal nodig zijn, want zij moeten een steeds groter deel zelf betalen: de onderhoudskosten zijn niet meer aftrekbaar en op de subsidies wordt bezuinigd. De gemeente kan een deel van de opbrengst van de toeristenbelasting inzetten om kosten en baten in balans te brengen. Als het lukt om meer toeristen te krijgen, dan groeit die opbrengst. Met die extra inkomsten zouden de buitenplaatsen goed onderhouden blijven.

Jan Willem Gunning